gebruikt als discussiestuk bij voorbereiding voor het congres over de Kanteling in 2010 in Nieuwegein
Met de vrijheid die de Wmo de gemeenten heeft gegeven om de invulling op stads dorps en wijk niveau vorm te geven is de eerste aanzet gegeven op weg naar zelfregie van de inwoner. In 2007 was het terugleggen van de regie door de Rijksoverheid aan de gemeenten ingegeven door bezuinigingen en de gedachte dat de gemeenten goed wisten wat er in hun stad of dorp speelt en daardoor een passender aanbod konden geven op de vraag van de burger. We zijn nu drie jaar verder en de volgende stap in de uitvoering van de Wmo is de regie door de inwoner.
WMO
De Wmo is ontwikkeld in het besef dat de ondersteuning van mensen met een beperking vanuit een andere optiek benaderd moet worden. Met de Wmo is de stap gemaakt van verzorging naar ondersteuning om te kunnen participeren. Sinds 2007 zijn gemeenten bezig met de invulling van die opdracht. Doordat ook het product huishoudelijke verzorging naar de gemeenten werd overgeheveld zijn de meeste gemeenten in eerste instantie niet verder gekomen dan de Europese aanbestedingen in goede banen te leiden en de indicatie te regelen. Toen dat eenmaal goed geregeld was kwam de begeleiding als product bij de gemeenten en was het noodzakelijk ook hiervoor oplossingen en regelgeving te maken. Daarnaast kochten gemeenten producten in waarvan zij meenden dat het zou passen op vragen van haar inwoners, deze producten werden vervolgens door de aanbieders geleverd aan de inwoners op verzoek van de gemeente. Gemeenten zijn dus vooral intern bezig geweest met het oppakken van de vragen van de Wmo. Zodoende zijn de belangrijkste taken die met de Wmo bij de gemeenten zijn neergelegd, het compenseren van beperkingen en het ontwikkelen van de maatschappelijke steunstructuur in de wijken en buurten, niet opgepakt of staat deze nog in de kinderschoenen.
De Kanteling
Met het VNG project “de Kanteling” wordt beoogd verandering te brengen in de manier waarop gemeenten en maatschappelijke instellingen omgaan met de vraag van de inwoner, door de inwoner meer te betrekken. Gemeenten hebben de opdracht de beperkingen van inwoners te compenseren. Het is aan gemeenten dit compensatiebeginsel vorm te geven. Dat vraagt om een nieuwe werkwijze, een kanteling in denken en doen. Vraagverheldering is de essentie van het proces en is het duidelijk krijgen wat de (werkelijke) vraag is met als doel een objectieve vaststelling van de vraag van de cliënt. Hiervoor is het “keukentafelgesprek” ingevoerd, de inwoner met een vraag gaat in gesprek met de medewerker van het zorgloket en gezamenlijk maken zij een analyse van de problemen en de mogelijke oplossingen. De gemeente koopt nog steeds van te voren producten in en de instellingen leveren op verzoek van de gemeente.
Er is een cultuurverandering nodig om te komen tot een vraaggestuurde oplossing en af te stappen van het aanbodgerichte denken. Het gaat er om dat er besef ontstaat dat het gaat om een attitude verandering die meer vraag van medewerkers dan een verwijzing in het werkproces. Het gaat om een wijziging in de inwonerbenadering en van de ondersteuning van die inwoner.
De Doorkanteling
Na de Kanteling zal nog een verdere stap noodzakelijk zijn om de inwoner de verantwoordelijkheid over het eigen leven en de invulling daarvan zelf ter hand te laten nemen. Daarvoor is vertrouwen in de burger door gemeenten en professionals essentieel. Bij de gemeenten zal het idee van controle rechtmatigheid en doelmatigheid los gelaten moeten worden. Gemeenten kopen niet meer in en instellingen spelen in op de vraag van de inwoner en leveren aan de inwoner. Professionals worden weer ambachtsmensen die hun vak ontwikkelen en passend aanbod op de vraag realiseren. Inwoners en professionals gaan op zoek naar nieuwe mogelijkheden om diensten en voorzieningen, welzijn en zorg, collectief en individueel passend aanbod voor elkaar te krijgen. Met daarbij nadrukkelijk het aanspreken van de eigen kracht en de wijk en buurt netwerken.
Door de regie bij de inwoner te leggen komt ook de inkoop bij de inwoner te liggen. De gemeenten kunnen op verschillende manieren omgaan met het beschikbaar stellen van middelen om de inkoop te verwezenlijken. Het is mogelijk de inwoner een PGB te verstrekken maar ook door middel van vouchers of met contante middelen, kan de inwoner zelf zijn zorg en welzijnsproducten gaan inkopen. De inwoner zal eerst zijn eigen netwerk en de mogelijkheden in de omgeving aanspreken en voor concrete producten naar de professionals komen. Het is voor de maatschappelijke instellingen een uitdaging om op de vraag van de inwoner een passend aanbod te doen. De instellingen kunnen niet meer rekenen op een vast subsidiebedrag waarmee zij het aanbod financieren. Het zal een enorme verandering zijn maar uiteindelijk worden alle partijen er beter van. Omdat de producten beter op de vraag worden afgestemd, omdat de kwaliteit voor de inwoner meer gaat voldoen aan de wensen van die inwoner, en omdat de professional weer een echte ambachtsman of vrouw wordt die aangesproken wordt op deskundigheid en het benutten van mogelijkheden van haar vakgebied. Daarnaast levert dit mogelijk besparingen voor de gemeente op.
Veranderende rollen.
De inwoner krijgt als nieuwe rol het meer zelf doen, creatief omgaan met mogelijkheden, onafhankelijk advies vragen en wordt marktpartij.
De professional krijgt als nieuwe rol het flexibel inspelen op de vraag, maatwerk leveren en krijgt geen vraag meer van de gemeente om bulk aanbod te organiseren.
De gemeente krijgt als nieuwe rol sturen van het vraagproces in plaats van het inkopen van het aanbod.
Marianne Kraaijeveld december 2010